Jurisprudentie

  • In de gevoegde zaken C-320/11, C-330/11, C-382/11 en C-383/11 heeft het Hof van
    Justitie op 22 november 2012 arrest gewezen ter zake van verzoeken om een
    prejudiciële beslissing betreffende uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur
    aangaande 'toestellen uitgerust met ingebouwde modem voor toegang tot internet,
    functie voor interactieve informatie-uitwisseling en mogelijkheid tot ontvangst van
    televisiesignalen'. Daarbij heeft het Hof geoordeeld dat de gecombineerde
    nomenclatuur aldus moet worden uitgelegd dat een modem voor toegang tot het internet
    in het kader van de indeling van een goed onder postonderverdeling 8528 71 13
    (GN-versies van de verordeningen nrs. 1214/2007, 1031/2008 en 948/2009) moet worden
    begrepen als een toestel dat alleen en zonder gebruikmaking van een ander toestel of
    mechanisme toegang tot het internet kan verschaffen en interactiviteit en
    tweerichtingscommunicatie tot stand kan brengen. Enkel de geschiktheid van het
    toestel om toegang tot het internet te verschaffen en niet de daartoe aangewende
    techniek is relevant voor de indeling onder die postonderverdeling. De gecombineerde
    nomenclatuur moet voorts worden uitgelegd dat de ontvangst van televisiesignalen en
    de aanwezigheid van een modem die toegang tot het internet mogelijk maakt twee
    gelijkwaardige functies zijn waarover de toestellen moeten beschikken om onder
    postonderverdeling 8528 71 13 te worden ingedeeld. Indien één van deze functies
    ontbreekt, moeten de toestellen worden ingedeeld onder postonderverdeling 8528 71 19.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft in de zaken 12/00113 en 12/00114 op 15 november 2012
    uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de uitspraak in de zaken met kenmerken AWB
    11/587 en 11/588 van de rechtbank Haarlem (www.inenuitvoer.nl: 2012-319). Evenals bij
    de rechtbank is in hoger beroep in geschil de indeling in de gecombineerde
    nomenclatuur (hierna: GN) van ten invoer aangegeven bamboeplaten. Partijen houdt
    verdeeld of de goederen conform de aangiften dienen te worden ingedeeld onder
    GN-onderverdeling 4412 10 00, zoals de inspecteur voorstaat, danwel onder
    GN-onderverdeling 4421 90 98, zoals belanghebbende bepleit. De rechtbank Haarlem
    oordeelde dat - gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product -
    het product moet worden ingedeeld onder post 4412 1000. Indeling onder post 4421 is
    daarom niet mogelijk. Het Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

  • Op 15 november 2012 heeft het Hof van Justitie in zaak C‑558/11 arrest gewezen ter
    zake van de indeling in de gecombineerde nomenclatuur van in Rusland vervaardigde
    hybride 'Taifun'-kabels die bestaan uit polypropyleen en staaldraad alsmede de
    indeling van gegolfde beugels met afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel
    van schroef. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van de
    gecombineerde nomenclatuur, in het bijzonder GN‑onderverdelingen 5607 49 11, 7312 10
    98 en 7317 00 90 en algemene regel 3 b voor de interpretatie van de GN. Volgens het
    Hof moet onderverdeling 5607 49 11 van de gecombineerde nomenclatuur aldus worden
    uitgelegd dat kabels als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, die zijn
    samengesteld uit zowel polypropyleen als met zink beklede staaldraden, als zodanig
    niet onder deze onderverdeling vallen. Voorts moet algemene regel 3 b voor de
    interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur aldus worden uitgelegd dat kabels als
    die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, niet met inachtneming van deze regel
    moeten worden ingedeeld in het gemeenschappelijk douanetarief, rekening houdend met
    het feit dat deze kabels aan geen van beide materialen waaruit zij zijn samengesteld
    op zichzelf beschouwd hun wezenlijke karakter ontlenen. Onderverdeling 7317 00 90 van
    de gecombineerde nomenclatuur moet aldus worden uitgelegd dat gegolfde beugels met
    afgeronde uiteinden die verbonden zijn door middel van een schroef als die welke in
    het hoofdgeding aan de orde zijn, niet onder deze onderverdeling vallen.

  • In het kader van controles achteraf van oorpsrongscertificaten hebben de bevoegde
    instanties bevestigd dat de certificaten van oorsprong voor de betrokken goederen van
    hen afkomstig waren maar dat zij niet in staat waren om de inhoudelijke juistheid na
    te gaan van die certificaten, aangezien de daarin als exporteur vermelde firma’s hun
    productie hadden gestaakt en hun bedrijf hadden gesloten. Niettemin werden de
    certificaten van oorsprong door de instanties in Macau niet ongeldig verklaard.
    Aangezien de oorsprong van de goederen bij controles achteraf niet werd bevestigd,
    was de Duitse douane van mening dat deze onbekend was. In de beroepsfase heeft de
    Duitse rechter de prejudiciële vraag gesteld in hoeverre aan de belastingschuldige
    het recht dient te worden ontzegd om zich op bescherming van het gewettigd vertrouwen
    in de zin van artikel 220, lid 2, sub b, tweede en derde alinea, van het communautair
    douanewetboek te beroepen, wanneer de omstandigheden waardoor de inhoudelijke
    juistheid van het certificaat van oorsprong niet kan worden opgehelderd. Het Hof van
    Justitie heeft in de zaak C-438/11 ter zake arrest gewezen op 8 november 2012. Gelet
    op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 220, lid
    2, sub b, van het douanewetboek aldus moet worden uitgelegd dat, wanneer de bevoegde
    instanties van een derde land vanwege het feit dat de exporteur zijn activiteiten
    heeft gestaakt in de onmogelijkheid verkeren om bij een controle achteraf na te gaan
    of het door hen afgegeven certificaat van oorsprong, formulier A, is gebaseerd op een
    juiste weergave van de feiten door de exporteur, de bewijslast dat dit certificaat is
    opgesteld op basis van een juiste weergave van de feiten door de exporteur, op de
    belastingplichtige rust.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 11-10-2012 tegen de uitspraak in de zaak met
    kenmerk AWB 09/4180 (In en Uitvoernieuws 2011-3743) van de rechtbank Haarlem in de
    zaak 11/00760 uitspraak gedaan ter zake van bevroren knoflook. Ten aanzien van twee
    van de elf aangiften moet de navordering achterwege blijven omdat er sprake is van
    een vergissing van de douaneautoriteiten omdat zij bij de controle aan de hand van
    bescheiden hadden kunnen zien dat de ingevoerde knoflook van circa -1,5°C niet
    voldeed aan de grens van -7°C die de inspecteur hanteert voor de kwalificatie
    bevroren knoflook. Het doorlaten van de goederen na een containerscan vormt in
    onderhavige situatie geen vergissing. Het gelijkheids-, rechtszekerheids- noch het
    zorgvuldigheidsbeginsel is in deze zaak geschonden. Het Hof gaat in de onderhavige
    zaak voorbij aan de vermelding van een onjuist jaartal in het aangiftenummer.