Jurisprudentie

  • Bij de indeling van de fietstas gaat het om de interpretatie van aanvullende
    aantekening 1 op Hoofdstuk 42. Het Hof heeft op 13 juni 2013 in de zaak 12/00089
    geoordeeld dat een fietstas moet worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 4202 92 19.

  • In de zaak nr. 11/02582 heeft de Hoge Raad op 19 april 2013 arrest gewezen in
    cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 april 2011, nrs.
    P09/00445, P09/00446, P09/00447, P09/00448 en P09/00449, betreffende bindende
    tariefinlichtingen ter zake van bepaalde sondevoeding. De Hoge Raad stelt
    prejudiciële vragen in hoeverre bepaalde sondevoeding moet worden ingedeeld onder de
    post 2202 of onder post 3004 van de GN.

  • In zaak C‑595/11, heeft het Hof van Justitie op 18 april 2013 arrest gewezen
    betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing in de procedure Steinel
    Vertrieb GmbH tegen Hauptzollamt Bielefeld. Het verzoek om een prejudiciële
    beslissing betreft de uitlegging van verordening (EG) nr. 1470/2001 van de Raad van
    16 juli 2001 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van
    geïntegreerde elektronische compacte fluorescentielampen (CFL-i) uit de
    Volksrepubliek China en tot definitieve inning van de ingestelde voorlopige rechten.
    Volgens het Hof heeft deze verordening betrekking op alle producten die dezelfde
    wezenlijke kenmerken hebben als die neergelegd in die verordeningen en die tevens
    vallen onder postonderverdeling ex 8539 31 90 van de gecombineerde nomenclatuur. Het
    staat aan de verwijzende rechter na te gaan of dit voor de producten die in het
    hoofdgeding aan de orde zijn het geval is ondanks de toevoeging van een
    schemerschakelaar, dan wel of de producten in het hoofdgeding andere producten zijn
    omdat zij bijkomende kenmerken vertonen waarnaar in die verordeningen niet wordt
    verwezen.

  • In de zaak 10/5351 was voor de rechtbank Haarlem (IUN 2011-3740) in geschil of de
    goederen die voor het vrije verkeer zijn aangegeven bulgur betreffen. De Rechtbank
    Haarlem heeft in zaaknr. 10/5351 op 11 juli 2011 het beroep gegrond verklaard. Op 28
    februari heeft het Gerechtshof Amsterdam in de zaak 11/00640UTB geoordeeld dat de UTB
    in stand blijft. De Inspecteur heeft heeft volgens het Hof overtuigend bewijs
    geleverd dat de aangegeven goederencode 1001 1000 (harde tarwe) onjuist is en dat in
    werkelijkheid bulgurtarwe van GN-onderverdeling 1904 3000 is ingevoerd. Geen sprake
    van een schending van het beginsel van eerbiediging van de rechten van de
    verdediging. Beroep op artikel 220, lid 2, onder b, van het CDW, verworpen.

  • Met zijn prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 561,
    lid 2, van de uitvoeringsverordening CDW moet worden uitgelegd in die zin dat
    volledige vrijstelling van invoerrechten voor een vervoermiddel dat wordt gebruikt
    voor particuliere doeleinden door een op het douanegebied van de Unie gevestigde
    persoon, enkel kan worden verleend wanneer dat particuliere gebruik is vastgelegd in
    een arbeidsovereenkomst tussen die persoon en de buiten dat gebied gevestigde
    eigenaar van dat voertuig of, integendeel, in die zin dat die vrijstelling ook kan
    worden verleend wanneer de persoon, onafhankelijk van het bestaan van een
    arbeidsverhouding, anderszins door de eigenaar van het voertuig is gemachtigd om het
    voor particuliere doeleinden te gebruiken. In haar arrest van 7 maart 2013 heeft het
    Hof van Justitie geoordeeld dat dit artikel aldus moet worden uitgelegd dat de in die
    bepaling voorziene volledige vrijstelling van invoerrechten voor een vervoermiddel
    dat wordt gebruikt voor particuliere doeleinden door een op het douanegebied van de
    Europese Unie gevestigde persoon, enkel kan worden verleend wanneer dat particuliere
    gebruik is vastgelegd in een arbeidsovereenkomst tussen die persoon en de buiten dat
    gebied gevestigde eigenaar van het voertuig.