Jurisprudentie

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft in de zaak 11/00841 op 27 september 2012 arrest
    gewezen op het hoger beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden tegen
    de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 07/639 van de rechtbank Haarlem (IUN
    2008-0234-JUR, IUN 2011-2116 en IUN 2011-3942). De Hoge Raad heeft in de zaak Nr.
    09/02995 op 28 oktober 2011 arrest gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z
    (hierna: belanghebbende) alsmede het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van
    Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 juni 2009, nr.
    P08/00155 DK (www.inenuitvoer.nl: 2009-1093-JUR), betreffende uitnodigingen tot
    betaling van douanerechten.

  • In hoger beroep tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 10/1197 van de
    rechtbank Haarlem heeft het Gerechtshof Amsterdam in de zaak 11/00839 op 04 oktober
    2012 geoordeeld. De Rechtbank Haarlem heeft op 26 september 2011 in de zaak AWB
    10/1197 uitspraak gedaan waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat uitnodiging tot
    betaling (UTB) voor douanerechten en antidumpingrechten terecht is opgelegd (IUN
    2012-146 van 26 januari 2012). De oorsprong van de goederen was China, OLAF heeft dit
    in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van Maleisië vastgesteld. De form’s A
    waren ten onrechte afgegeven. De boeking blijft niet achterwege omdat de autoriteiten
    geen vergissing hebben begaan. Immers de certificaten van oorsprong zijn afgegeven op
    basis van onjuiste informatie van de exporteur die ook zelfafgever was. Ook in hoger
    beroep oordeelt het Hof dat de Minister heeft aan de hand van het missierapport van
    de Olaf voldoende aannemelijk gemaakt dat de ten invoer aangegeven rijwielen de
    Chinese oorsprong hadden. De voor deze rijwielen verschuldigde antidumpingrechten
    zijn terecht nagevorderd.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft in de zaak 11/00817 op 27 september 2012 uispraak
    gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 10/294 van de rechtbank
    Haarlem (Rechtspraak DR2012/3 van 21 oktober 2011). Bij de importeur heeft een
    controle na invoer plaatsgevonden. Het controlerapport is op 22 oktober 2008 aan
    belanghebbende, de aangever, gezonden. De in het geding zijnde UTB is met dagtekening
    27 oktober 2008 aan belanghebbende uitgereikt. Hierop is vervolgens beroep
    aangetekend. Volgens de rechtbank Haarlem was de bevoegdheid van de inspecteur niet
    bepaald naar de geografische indeling van Nederland. De inspecteur is landelijk
    bevoegd. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat verweerder de goede
    procesorde heeft geschonden, heeft de rechtbank overwogen dat de mogelijkheid voor
    partijen om tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in te dienen niet bedoeld
    is voor het alsnog kort voor de zitting indienen van op de zaak betrekking hebbende
    stukken. Desondanks is eiseres niet in haar belangen geschaad, omdat zij in een veel
    eerder stadium met deze stukken bekend was. Naar het oordeel van de rechtbank is geen
    sprake van wezenlijke schending van de verdedigingsbelangen van eiseres. Verder heeft
    eiseres niet voldaan aan haar verplichting om documentatie ten aanzien van de
    aangegeven goederen over te leggen aan de douaneautoriteiten. In hoger beroep heeft
    het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de inspecteur landelijk bevoegd is; de
    ambtenaar die de UTB ondertekende, was gemandateerd. Wel is het verdedigingsbeginsel
    is geschonden, belanghebbende is wezenlijk in haar verdedigingsbelangen geschaad, de
    UTB wordt vernietigd.

  • De douane heeft een opslagbox onderzocht en daarin een administratie en een groot
    bedrag in contanten aangetroffen. De FIOD-ECD begon een onderzoek en trof een
    hennepkwekerij aan in een andere bedrijfsruimte die de huurder gebruikte. De rechter
    sprak de man echter vrij in de daaropvolgende strafzaak, omdat de Douane de
    opslagruimte had geopend zonder dat de man daarvan wist. Daardoor had de Douane
    onrechtmatig bewijs verkregen. Het onderzoek van de FIOD-ECD was ook gestart op grond
    van dit onrechtmatige bewijs en daardoor evenmin rechtmatig.

  • Op 30 augustus 2012 heeft de meervoudige douanekamer van de Rechtbank Haarlem
    uitspraak gedaan in de zaaknummers AWB 11/3101 en 11/3102. Primair is in geschil de
    indeling in de gecombineerde nomenclatuur van diverse delen van hijs en
    takelwerktuigen en beslag van aluminium voor overheaddeuren. Subsidiair is in geschil
    of navordering achterwege had moeten blijven op grond van artikel 220, tweede lid,
    sub b, van het CDW. Meer subsidiair is in geschil of het verdedigingsbeginsel is
    geschonden.