Het Gerechtshof Amsterdam heeft in de zaak 11/00817 op 27 september 2012 uispraak
gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak in de zaak no. AWB 10/294 van de rechtbank
Haarlem (Rechtspraak DR2012/3 van 21 oktober 2011). Bij de importeur heeft een
controle na invoer plaatsgevonden. Het controlerapport is op 22 oktober 2008 aan
belanghebbende, de aangever, gezonden. De in het geding zijnde UTB is met dagtekening
27 oktober 2008 aan belanghebbende uitgereikt. Hierop is vervolgens beroep
aangetekend. Volgens de rechtbank Haarlem was de bevoegdheid van de inspecteur niet
bepaald naar de geografische indeling van Nederland. De inspecteur is landelijk
bevoegd. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat verweerder de goede
procesorde heeft geschonden, heeft de rechtbank overwogen dat de mogelijkheid voor
partijen om tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in te dienen niet bedoeld
is voor het alsnog kort voor de zitting indienen van op de zaak betrekking hebbende
stukken. Desondanks is eiseres niet in haar belangen geschaad, omdat zij in een veel
eerder stadium met deze stukken bekend was. Naar het oordeel van de rechtbank is geen
sprake van wezenlijke schending van de verdedigingsbelangen van eiseres. Verder heeft
eiseres niet voldaan aan haar verplichting om documentatie ten aanzien van de
aangegeven goederen over te leggen aan de douaneautoriteiten. In hoger beroep heeft
het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de inspecteur landelijk bevoegd is; de
ambtenaar die de UTB ondertekende, was gemandateerd. Wel is het verdedigingsbeginsel
is geschonden, belanghebbende is wezenlijk in haar verdedigingsbelangen geschaad, de
UTB wordt vernietigd.