Jurisprudentie

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 11 juli 2013 in de zaak met de kenmerken 12/00175
    tot en met 12/00181 uitleg gegeven aan aantekening 3 op Hoofdstuk 33 ter zake van de
    indeling van erotische massageoliën. De producten worden ingedeeld onder post 3307 90
    00 van de GN. De bad preparaten vallen onder post 3307 30 00 van de GN.

  • Het Gerechtshof Amsterdam heeft in de zaak 10/00636 (www,inenuitvoer.nl: 2012-902) op
    10 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak in de zaak met
    kenmerk AWB 09/5305 van de rechtbank Haarlem, waarbij het Hof het standpunt van
    belanghebbende verwerpt dat de rechten van de verdediging zijn geschonden in de fase
    voor het uitreiken van de uitnodiging tot betaling (UTB) dan wel in de fasen daarna.
    In cassatie stelt de Hoge Raad o.m. prejudiciële vragen ter zake van de
    bewijslevering van de oorsprong van ingevoerde goederen waarbij de douaneautoriteiten
    zich willen baseren op de resultaten van een onderzoek van een derde waarover die
    derde geen opening van zaken geeft en welke gevolgen dient of mag rechter hieraan
    (te) verbinden?

  • Anders dan de rechtbank heeft het Gerechtshof Amsterdam in de zaak 12/00564 op 04
    juli 2013 geoordeeld dat de aanvraag voor de vrijstelling van belasting bij invoer
    van de personenauto, behorende tot de verhuisboedel, terecht is afgewezen.

  • Op 20 juni 2013 heeft het Hof van Justitie arrest gewezen ter zake van onder meer de
    indeling van een product op basis van suiker dat bestaat uit 65 % lysinesulfaat en 35
    % onzuiverheden uit het vervaardigingsproces. Het beoogde (inherente) gebruik van het
    product, bestemd om als additief bij de productie van diervoeders te worden gebruikt,
    leidt er toe dat het Hof oordeelt dat het product als bereiding van de soort gebruikt
    voor het voederen van dieren in post 2309 moet worden ingedeeld.

  • Het Gerecht van Eerste Aanleg heeft op 5 juni 2013 in de zaak T-65/11 arrest gewezen
    betreffende een verzoek om gedeeltelijke nietigverklaring van een Besluit van de
    Commissie. Verzoekster meende dat boeking achteraf van bepaalde invoerrechten niet
    gerechtvaardigd was. Hoewel de Deense douaneautoriteiten reeds in november 1999
    wisten dat de producten waarvoor een BTI was verstrekt, onder een onjuiste post waren
    ingedeeld, hebben zij die BTI’s niet ingetrokken. Desondanks hebben zij gewacht
    alvorens een navorderingsprocedure in te leiden. Ook hebben zij onterecht afgegeven
    BTI’s niet ingetrokken, hoewel de mogelijkheid daartoe bestond. Volgens het Gerecht
    hebben de Deense douaneautoriteiten in de door hen verstrekte BTI’s een vergissing
    begaan bij de tariefindeling van de betrokken producten. In dat opzicht is het
    bestreden besluit van de Commissie dus onrechtmatig, aangezien er daarin van wordt
    uitgegaan dat geen dergelijke vergissing is begaan.