In hun hogere voorziening verzoeken Eurobolt BV, Fabory Nederland BV en ASF Fischer BV – drie in Nederland gevestigde ondernemingen die ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen importeren en verkopen – het Hof om vernietiging van het arrest van het Gerecht, waarbij het beroep is verworpen dat zij hadden ingesteld tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2020/611 van de Commissie van 30 april 2020 tot het opnieuw instellen van het bij verordening (EG) nr. 91/2009 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China ten aanzien van bepaalde soorten uit Maleisië verzonden ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië. Bij de behandeling van dit middel in hogere voorziening moet het Hof, kort gezegd, de volgende vraag beantwoorden: verzet de intrekking van een verordening tot instelling van een antidumpingrecht op de invoer van oorsprong uit een derde staat, wegens mogelijke strijdigheid met de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), zich ertegen dat de Commissie dit recht uitbreidt tot de invoer uit een andere derde staat, om redenen van ontwijking, zelfs wanneer de uitbreiding betrekking heeft op de periode vóór de intrekking van de verordening en de invoer overeenkomstig de toepasselijke antidumpingregels is geregistreerd? De AG geeft het Hof in overweging om het zesde middel in hogere voorziening van Eurobolt BV, Fabory Nederland BV en ASF Fischer BV af te wijzen.