Jurisprudentie

  • Verzoekende partij Verenigde Douaneagenten BV (Rotterdam, Nederland) heeft op 24
    januari 2011 in de zaak T-32/11 beroep ingesteld tegen de Europese Unie,
    vertegenwoordigd door de Europese Commissie (verwerende partij). Verzocht werd om
    nietigverklaring van Besluit C(2010) 6754 definitief van de Commissie van 1 oktober
    2010 waarbij ter zake van een specifiek geval betreffende de invoer van ruwe
    rietsuiker uit de Nederlandse Antillen boeking achteraf van de rechten bij invoer
    gerechtvaardigd wordt geacht en kwijtschelding van die rechten niet gerechtvaardigd
    wordt geacht. Bij haar onderzoek heeft de Commissie niet de juiste procedure gevolgd
    door verzoeker niet te horen en haar niet in de gelegenheid te stellen haar standpunt
    naar behoren kenbaar te maken, wat volgens verzoekende partij in strijd is met de
    grondrechten van de Europese Unie. Het Gerecht besluit tot het nietig verklaren van
    betrokken Besluit.

  • De Rechtbank Haarlem heeft in zaaknr AWB 11/3361 op 2 maart 2012 vastgesteld dat de
    inspecteur erkent dat de douaneautoriteiten zich hebben vergist. Eiseres heeft
    onvoldoende zorgvuldigheid betracht bij de onderhavige aangiften en daarom kan niet
    worden gezegd dat zij de vergissing van de Nederlandse douaneautoriteiten
    redelijkerwijs niet heeft kunnen ontdekken. Er kon wel achteraf worden geboekt omdat
    eiseres deze vergissing had kunnen ontdekken. Zij kan geen gerechtvaardigd vertrouwen
    ontlenen aan afgeleide bronnen, zoals in dit geval de tariefinformatie Sagitta.

  • Eiseres heeft aangiften ten invoer laten indienen voor tien zendingen Hand Pallet
    Truck’s (HPT’s) van oorsprong uit Thailand en hierbij aanspraak gemaakt op toepassing
    van het APS. Bij de aangifte is telkens een formulier A overgelegd. De grote toename
    van de invoer van HPT’s met aangegeven oorsprong Thailand vormde, in combinatie met
    de grote toename van de uitvoer van onderdelen voor HPT’s vanuit China naar Thailand,
    aanleiding voor het Europese antifraudebureau OLAF om in 2008 een onderzoek in te
    stellen. In geschil is of de hieruit voortvloeiende UTB’s terecht zijn opgelegd. De
    Rechtbank Haarlem heeft op 19 maart 2012 in de gevoegde zaken AWB 11/2173 t/m 11/2175
    geoordeeld dat de preferentiële oorsprong Thailand niet is aangetoond.

  • De Rechtbank Haarlem heeft op 22 februari 2012 in de zaak AWB 09/4730 geoordeeld dat
    in China een voldoende ingrijpende en economisch verantwoorde be- of verwerking heeft
    plaatsgevonden. Het beroep is ongegrond.

  • Eiseres heeft aangiften voor de douaneregeling brengen in het vrije verkeer gedaan
    van zendingen kleding en deze daarbij aangegeven onder een goederencode van de
    hoofdstukken 61 en 62 van de gecombineerde nomenclatuur. Eiseres heeft hierbij
    verzocht om toepassing van een preferentiële tariefmaatregel en heeft daarbij
    certificaten van oorsprong, Form A, overgelegd waarop als land van oorsprong
    Bangladesh is vermeld. De aangiften zijn administratief afgedaan. In 2009 heeft het
    OLAF, het antifraudebureau van de Europese Commissie, een onderzoek uitgevoerd in
    Bangladesh naar de authenticiteit en/of geldigheid van Form’s A afgegeven met
    betrekking tot kleding ingedeeld onder hoofdstukken 61 en 62 van het Geharmoniseerd
    Systeem. In geschil is of de UTB’s terecht zijn opgelegd. Primair is in geschil of de
    boekingen achteraf achterwege hadden moeten blijven op grond van artikel 220, tweede
    lid, sub b, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). Subsidiair is in
    geschil of verweerder bevoegd was om de UTB’s uit te reiken. Met betrekking tot de
    UTB in de zaak 11/757 is ook in geschil of verweerder het verdedigingsbeginsel heeft
    geschonden. De Rechtbank Haarlem op 6 februari 2012 heeft in de gevoegde zaken AWB
    11/755 t/m 11/758 geoordeeld dat de UTB's terecht zijn uitgereikt. De formele regels
    zijn niet geschonden (beroepen ongegrond).