Hoofdstuk 29

Organische chemische producten

1. De posten van dit hoofdstuk hebben, voorzover uit de context niet het tegendeel blijkt, uitsluitend betrekking op:

a. geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbindingen, ook indien zij onzuiverheden bevatten;

b. mengsels van isomeren van een zelfde organische verbinding (ook indien deze mengsels onzuiverheden bevatten), met uitzondering van mengsels van isomeren (andere dan stereo-isomeren) van al dan niet verzadigde acyclische koolwaterstoffen (hoofdstuk 27);

c. producten bedoeld bij de posten 29.36 tot en met 29.39, ethers, acetalen en esters van suikers en zouten daarvan, bedoeld bij post 29.40 en producten bedoeld bij post 29.41, al dan niet chemisch welbepaald;

d. waterige oplossingen van de producten bedoeld bij a, b en c hiervoor;

e. andere oplossingen van de onder a, b en c hiervoor bedoelde producten, voor zover deze oplossingen gebruikelijke en noodzakelijke bereidingsvormen zijn, die uitsluitend zijn gekozen om veiligheidsredenen of om de producten geschikt te maken voor vervoer en voor zover de oplosmiddelen de producten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen;

f. producten bedoeld onder a, b, c, d of e hiervoor, waaraan een stabilisator (zelfstandigheden om het klonteren tegen te gaan daaronder begrepen) is toegevoegd, nodig voor de houdbaarheid of voor het vervoer;

g. producten bedoeld onder a, b, c, d, e of f hiervoor, waaraan een zelfstandigheid is toegevoegd om het verstuiven tegen te gaan of waaraan een kleurmiddel of een reukstof of een emeticum is toegevoegd om het onderkennen ervan te vergemakkelijken dan wel om veiligheidsredenen, voor zover deze toevoegingen de producten niet méér geschikt maken voor bijzondere toepassingen dan voor hun gebruik in het algemeen;

h. de navolgende producten, voor zover zij zijn gebracht op standaardconcentraties en bestemd zijn voor de vervaardiging van azokleurstoffen: diazoniumzouten, koppelmiddelen voor deze zouten, alsmede diazoteerbare aminen en zouten daarvan.

 

2. Dit hoofdstuk omvat niet:

a. producten bedoeld bij post 15.04, alsmede ruwe glycerol bedoeld bij post 15.20;

b. ethylalcohol (posten 22.07 en 22.08);

c. methaan en propaan (post 27.11);

d. de koolstofverbindingen, die genoemd zijn in aantekening 2 op hoofdstuk 28;

e. immunologische producten bedoeld bij post 30.02;

f. ureum (post 31.02 of 31.05);

g. kleurstoffen van plantaardige of van dierlijke oorsprong (post 32.03), synthetische organische kleurstoffen, synthe¬tische organische producten van de soort gebruikt als fluorescerende heldermakende stoffen of als 'lichtgevende stoffen' (luminoforen) (post 32.04), alsmede kleur- en verfstoffen opgemaakt voor de verkoop in het klein (post 32.12);

h. enzymen (post 35.07);

i. metaldehyde, hexamethyleentetramine en dergelijke producten, in tabletten, in staafjes of in dergelijke vormen, die wijzen op het gebruik daarvan als brandstof, alsmede vloeibare brandstof en vloeibaar gemaakt brandbaar gas in recipiënten van de soort gebruikt voor het vullen van aanstekers en met een inhoudsruimte van niet meer dan 300 cm3 (post 36.06);

j. preparaten en ladingen voor brandblusapparaten, alsmede brandblusbommen (post 38.13) en radeervloeistoffen in verpakkingen voor de verkoop in het klein (post 38.24);

k. optische elementen, bijvoorbeeld van ethyleendiaminetartraat (post 90.01).

3. Een product dat kan worden ingedeeld onder twee of meer posten van dit hoofdstuk, moet geacht worden te behoren tot de post die in volgorde van nummering het laatste is geplaatst.

4. De vermelding van halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten in de posten 29.04 tot en met 29.06, 29.08 tot en met 29.11 en 29.13 tot en met 29.20 heeft ook betrekking op van deze derivaten nader afgeleide halogeen-, sulfo, nitro- en nitrosoverbindingen (bijvoorbeeld sulfohalogeen-, nitrohalogeen-, nitrosulfo- en nitrosulfohalogeenderivaten).

De nitro- en nitrosogroepen worden niet aangemerkt als stikstofhoudende groepen in de zin van post 29.29.

Voor de toepassing van de posten 29.11, 29.12, 29.14, 29.18 en 29.22 worden als 'zuurstofhoudende groepen' (de kenmerkende organische zuurstofhoudende groep van deze respectieve posten), uitsluitend aangemerkt de groepen genoemd in de tekst van de posten 29.05 tot en met 29.20.

5. A. Esters waarvan alle componenten behoren tot een der posten van de onderdelen I tot en met VII worden ingedeeld onder de post, waartoe die component behoort, die valt onder de in volgorde van nummering laatst geplaatste post;

B. esters waarvan de componenten enkel bestaan uit ethylalcohol en uit organische verbindingen bedoeld bij de onderdelen I tot en met VII worden ingedeeld onder de post waartoe laatstbedoelde verbindingen behoren;

C. behoudens het bepaalde in aantekening 1 op afdeling VI en in aantekening 2 op hoofdstuk 28 worden:

1. anorganische zouten van organische verbindingen zoals verbindingen met een zuurvormende groep, met een fenolische of met een enolische hydroxylgroep of organische basen, bedoeld bij de onderdelen I tot en met X of bij post 29.42, ingedeeld onder de post die betrekking heeft op deze organische verbinding;

2. zouten gevormd door organische verbindingen bedoeld bij de onderdelen I tot en met X of bij post 29.42, ingedeeld onder de post waartoe de base of het zuur (fenolische of enolische hydroxylgroepen daaronder begrepen) waarmede zij gevormd zijn behoort en die in volgorde van nummering het laatst geplaatst is;

3. coördinatieverbindingen, andere dan de onder onderdeel XI of post 2941 in te delen producten, ingedeeld onder de post in hoofdstuk 29 die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst en die behoort tot die posten die van toepassing zijn op fragmenten gevormd door het splitsen van alle metaalbindingen, andere dan metaal- koolstofbindingen.

D. metaalalcoholaten worden ingedeeld onder de post waartoe de daarmee overeenkomende alcoholen behoren, behalve in het geval van ethylalcohol (post 29.05);

E. carbonzuurhalogeniden worden ingedeeld onder de post waartoe de daarmee overeenkomende zuren behoren.

6. De verbindingen bedoeld bij de posten 29.30 en 29.31 zijn organische verbindingen waarvan de moleculen naast waterstof-, zuurstof- of stikstofatomen, atomen van andere niet-metalen of van metalen (zoals zwavel, arseen, kwik of lood) bevatten, die rechtstreeks aan de koolstofatomen zijn gebonden.

De posten 29.30 (organische zwavelverbindingen) en 29.31 (andere organische verbindingen van niet-metalen en van metalen) omvatten geen sulfo- of halogeenderivaten (sulfohalogeenderivaten daaronder begrepen) waarin - afgezien van rechtstreekse bindingen tussen koolstof en koolstof, waterstof of stikstof - enkel rechtstreekse bindingen tussen koolstof en zwavel en/of halogenen voorkomen, die aan deze verbindingen het karakter verlenen van sulfo- of halogeenderivaten.

7. Onder de posten 2932, 2933 en 2934 worden niet ingedeeld: epoxiden met een drieringsysteem, ketonperoxiden, cyclische polymeren van aldehyden of van thioaldehyden, anhydriden van meerwaardige carbonzuren, cyclische esters van meerwaardige alcoholen of fenolen met meerwaardige zuren, alsmede imiden van meerwaardige zuren.
Deze bepaling is alleen van toepassing, indien de heterocyclische structuur uitsluitend voortkomt uit de ringvormende functie of functies die hiervoor zijn bedoeld.

8. Voor de toepassing van post 2937:
a) zijn onder 'hormonen' eveneens begrepen hormoonvrijmakende of hormoonstimulerende factoren, hormoonremmers en hormoonantagonisten (antihormonen);
b) heeft de uitdrukking 'die hoofdzakelijk als hormonen worden gebruikt' niet alleen betrekking op hormoonderivaten en op structuuranalogons die hoofdzakelijk worden gebruikt om hun hormonale eigenschap, doch eveneens op derivaten en structuur analogons die hoofdzakelijk worden gebruikt als tussenproducten bij de synthese van producten bedoeld bij deze post.

 

AANVULLENDE AANTEKENING

1. Derivaten van een chemische verbinding worden ingedeeld onder dezelfde onderverdeling als de desbetreffende chemische verbinding, voor zover zij elders niet meer specifiek zijn omschreven en er geen laatste onderverdeling 'andere' bestaat in de reeks onderverdeling van gelijke rangorde.

2. Aantekening 3 op hoofdstuk 29 is niet van toepassing op de onderverdelingen van dit hoofdstuk.

 

 

AANTEKENINGEN

 

 

1. A. Producten (andere dan radioactieve metaalertsen) die beantwoorden aan de omschrijving van post 28.44 of 28.45, moeten worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur.

 

B. Behoudens het bepaalde onder A. hiervoor, moeten producten die beantwoorden aan de omschrijving van post 28.43 of 28.46 of 28.52 worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van afdeling VI.

 

 

2. Behoudens het bepaalde in aantekening 1 hiervoor, moeten alle producten die behoren tot een der posten 30.04, 30.05, 30.06, 32.12, 33.03, 33.04, 33.05, 33.06, 33.07, 35.06, 37.07 of 38.08, hetzij omdat ze zijn opgemaakt voor de verkoop in het klein, hetzij omdat ze voorkomen in afgemeten hoeveelheden, worden ingedeeld onder die posten en niet onder een andere post van de nomenclatuur.

 

 

3. Goederen aangeboden in stellen of assortimenten en bestaande uit twee of meer bestanddelen die geheel of gedeeltelijk tot een der posten van deze afdeling behoren en waarvan kan worden onderkend dat zij bestemd zijn om, door vermenging, een product bedoeld bij afdeling VI of VII te verkrijgen, worden ingedeeld onder de post die betrekking heeft op dit product, mits:

a. duidelijk kan worden onderkend dat zij, gezien de wijze van opmaak, bestemd zijn om gezamenlijk te worden gebruikt, zonder eerst opnieuw te worden verpakt;

b. zij gelijktijdig worden aangeboden;

c. onderkend kan worden dat zij, gezien aard of hoeveelheid, elkaars complement zijn.

4. Wanneer een product voldoet aan de omschrijving in een of meer posten van afdeling VI op grond van de omschrijving aan de hand van de naam of de functie, en tevens voldoet aan de bewoording van post 3827, moet het worden ingedeeld onder een post die verwijst naar de naam of de functie van het product en niet onder post 3827.